. . . Geweld Doel van deze website

Over deze website

Het doel van deze website is om slachtoffers van geweld in de jeugdzorg te ondersteunen bij het vinden van hulp. Op de site kun je als slachtoffer, naaste of professional informatie vinden over verschillende soorten hulp. Naasten kunnen ook lezen hoe ze een slachtoffer van geweld kunnen steunen. Professionals vinden hier een kennisdossier met allerlei informatie waarmee ze een slachtoffer kunnen helpen.

Onze telefoonlijn is open voor een luisterend oor of advies bij het zoeken naar passende hulp. Het nummer is 0800 – 1238 en bellen is gratis. Je kunt met ons bellen, mailen en chatten. Kijk voor de openingstijden van de chat en telefoonlijn op de hulp en contactpagina.

De website is één van de dingen die de overheid doet om te zorgen dat slachtoffers erkenning en hulp krijgen. Ook wil de overheid geweld in de jeugdzorg voorkomen. In de infographic ‘Voortgang aanpak geweld in de jeugdzorg (PDF)’ zie je alle doelen en acties van de overheid.

Waarom deze website?

De reden voor deze acties is een onderzoek dat is gedaan naar geweld in de jeugdzorg. De onderzoekers van Commissie De Winter hebben gekeken naar hoe vaak geweld in de jeugdzorg voorkwam. Ze onderzochten instellingen die onder jeugdzorg vielen tussen 1945 en juni 2019. Het ging in dit onderzoek om lichamelijk geweld, psychisch geweld en/of seksueel geweld.

Uit dit onderzoek bleek dat een deel van de kinderen geweld had meegemaakt nadat zij uit huis geplaatst waren. Soms was het geweld ernstig, en duurde het lang. Sommige mensen hebben nog altijd last van wat zij als kind hebben meegemaakt. De uitkomsten van het onderzoek zijn opgeschreven in het rapport “Onvoldoende Beschermd.”

Een ander onderzoek ging over de instellingen van de Goede Herder. Veel meisjes die daar woonden, hebben nare dingen meegemaakt, vooral dwangarbeid. Hieronder lees je meer over dwangarbeid bij deze kloosterorde.

De onderzoekers van Commissie De Winter hebben ook gekeken naar geweld bij de instellingen van kloosterorde De Goede Herder. Daaruit bleek dat meisjes die tussen 1945 en 1975 bij De Goede Herder woonden onder dwang moesten werken. De meisjes moesten lang en veel werken, en kregen geen beloning. Het ging om zwaar werk in de wasserij of de keuken, om naaien en schoonmaken.

Meer onderzoek

Door de uitkomst van het onderzoek van Commissie De Winter, besloot de overheid om dwangarbeid bij De Goede Herder verder te onderzoeken. Ondertussen vertelden meerdere vrouwen die als meisje bij De Goede Herder zaten hun ervaringen in de media. Een voorbeeld hiervan is het ervaringsverhaal van Lies Vissers in NRC (2018).  

Het tweede onderzoek werd gedaan door de onderzoekers Heerma van Voss en Houwerzijl. Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek waren de interviews met 51 vrouwen die als kind of jongere bij De Goede Herder waren geplaatst. 

De invloed van godsdienst

De Goede Herder had instellingen op vijf plekken in Nederland. Het aantal meisjes verschilde sterk per plek: tussen de 15 en 190 meisjes. 

De Goede Herder was een particuliere residentiële instelling van jeugdzorg. Deze instellingen waren wel onderdeel van jeugdzorg, maar werden meestal geleid door paters en nonnen die geen opleiding hadden gevolgd voor het omgaan met kinderen en jongeren. De Goede herder werd betaald van giften van katholieke kerkgangers.

De meisjes in de instellingen waren verwaarloosde, mishandelde of misbruikte meisjes uit ‘onmaatschappelijke gezinnen’. Of meisjes en vrouwen die een kind hadden gekregen zonder dat zij getrouwd waren. Meestal werden deze meisjes bij de Goede Herder geplaatst omdat hun ouders dat wilden, en niet omdat dat van de overheid moest.

De meisjesinternaten werden geleid door nonnen. Die waren in het klooster gewend aan strenge regels. Volgens de ideeën van die tijd (1945-1975) waren de meisjes ‘gevallen meisjes’ of ‘meisjes en vrouwen die maatschappelijk en geestelijk dreigen ten onder te gaan’. Om vrome volwassen vrouwen te worden, moesten ze leven als de nonnen. De meisjes moesten gehoorzaam en stil zijn en weten wat goed en slecht was. Ze mochten zich niet hechten aan kleding of spullen, en moesten in armoede leven. Ze mochten geen vriendschappen sluiten. Net als de nonnen kregen de meisjes een nieuwe voornaam, en als ze ongehoorzaam waren, werden ze vernederd waar anderen bij waren. Ze konden voor straf ook opgesloten worden in een hok, kamer of isoleercel. 

Dwangarbeid

Om extra geld te verdienen voor de instelling, werden de meisjes gedwongen om zwaar werk te doen. Dat kon voor de instelling zelf zijn, zoals beddengoed wassen of aardappels schillen. Maar de meisjes moesten ook zwaar werk doen voor bedrijven of andere instellingen. Elke dag had een strak schema van vooral veel wassen, naaien en schoonmaken. De uitspraken hieronder komen uit het rapport van Heerma van Voss en Houwerzijl:

‘En in Zoeterwoude was ook nog de hele dag knoopgaatjes maken. Wel 100 per dag. En borduurwerk op bestelling. Hard werken. Onderwijs, nee je kon een naaicursus volgen, dan kon je nog harder werken en werd er nog meer op je verdiend.’

‘Wat ik mij kan herinneren is onder andere hele dag strijken met die boutjes die je steeds moest wisselen van een hete plaat. Ook had je soms dienst in de keuken waar je dan de hele dag aardappels moest pitten. Verder de wasserij waar dan een dag van tevoren de katoenen maandverbandjes van oa de nonnen in de week gezet werden en wij die eruit moesten halen, heel goor.’

‘Je zag in de morgen als je binnenkwam aan de het andere eind van de zaal allemaal balen liggen die verwerkt moesten worden. Pyjama’s, washandjes, handdoeken. Ik moest dan per pyjama alleen maar één naad doen, soms drie, en dan ging het weer naar de volgende, die deed ook weer maar één naad. Hansoppen voor psychiatrische inrichtingen, spanlakens. Dat werd gemaakt van heel grof stof. Dik linnen, heel stug.’

In de uren dat de meisjes niet werkten, waren zij niet vrij. Ze moesten bijvoorbeeld naar de kerk, rondjes lopen in de tuin of klusjes doen in de instelling (corvee). De meisjes kregen meestal geen onderwijs. 

De situatie waarin de meisjes werkten en leefden was slecht. Het was er vies, er was weinig privacy en de meisjes mochten niet of weinig met elkaar praten. Soms moesten ze werken met gevaarlijke machines of werktuigen. Ze kregen geen medische hulp bij ongelukken of ziekte. Er waren meisjes die gedwongen werden om medicijnen in te nemen. 

‘Eén keer in de week mocht je onder de douche, één keer kreeg je een schone onderbroek. Ik had altijd blaasontsteking, ik ben nooit bij de dokter geweest. En omdat ik bang was dat ik zelf ging ruiken, ging ik s avonds mijn kruisje wassen in het koude water van het lavet. Ik hing het op aan mijn nachtkastje maar soms was het ’s ochtends nog niet droog. Die blaasontsteking ging daardoor niet over. Dat is heel vaak gebeurd, ik dorst het nooit te vertellen, ondanks dat moeder L. aardig voor me was. Ik zag nooit een arts, hoewel ik altijd blaasontsteking had.’

‘In die periode kregen we ook ineens een injectie om de paar maanden, de reden hiervoor werd niet gegeven, óók niet aan eventuele familieleden, veel later kwamen wij meisjes er achter dat we als ‘proefkonijn’ werden gebruikt voor de prikpil.’

Gevolgen in het latere leven

Vrouwen die terugkijken op hun tijd bij De Goede Herder voelen zich uitgebuit. Ze zien het als onrecht dat zij hard moesten werken in slechte omstandigheden zonder dat zij daar iets mee verdienden. Velen omschrijven hun tijd bij de Goede Herder als ‘een verschrikking’ en ‘een hel’. Dat komt niet alleen door het zware werk, maar ook doordat ze steeds werden gecontroleerd en een aantal vrouwen (soms heel lang) in een isoleercel werden gezet. Veel vrouwen misten liefde, warmte en positieve aandacht. Ze hebben er nu nog last van dat ze vaak gekleineerd zijn en dat ze iedere dag kritiek of straf kregen. Het is voor de vrouwen moeilijk om positief naar zichzelf en naar de toekomst te kijken.

Wil je meer weten over het onderzoek van de Commissie De Winter? Kijk dan bij ‘Over het onderzoek.’

De onderzoekers van Onvoldoende Beschermd adviseren de overheid om de hulp voor slachtoffers te verbeteren. Met deze website wil de overheid het gemakkelijker maken om de juiste hulp te vinden.

We zijn er voor je

Onze Info- en advieslijn (0800-1238) is bereikbaar op maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 17.00. Liever chatten of een e-mail sturen? Ook dat kan. Bellen, chatten en mailen is gratis. Je kunt met ons in contact komen voor:

  • Een luisterend oor
  • Ondersteuning bij het zoeken naar hulp
  • Beantwoorden van praktische vragen

Ook na het stoppen van de financiële tegemoetkoming zijn we nog beschikbaar voor vragen en hulp. De Info- en advieslijn is tot 1 juli 2024 geopend.

Al onze gesprekken zijn vertrouwelijk

Scroll naar boven