. . . Professionals Kennisdossier Geweld in Jeugdzorg Module 5 kennisdossier

Module 5

Hoe kun je helpen?

Wat lees je in deze module?

In deze module lees je hoe je een slachtoffer kunt helpen. Niet alle slachtoffers hebben hulp nodig. De meesten willen wel erkenning voor wat er met hen gebeurd is. 

Een slachtoffer helpen begint met een gesprek. Hieronder lees je een aantal dingen die je moet weten voordat je een gesprek aangaat. Ook krijg je tips wat je kunt doen tijdens een gesprek.

Als een slachtoffer hulp wil, kun je een aantal vragen stellen om te kijken welke hulp het beste bij iemand past. Een hulpverlener maakt daarna samen met het slachtoffer een keuze voor een eventueel behandeltraject. Het kan betekenen dat er naast psychische hulp ook maatschappelijke of materiële ondersteuning nodig is. Het is daarom belangrijk dat verschillende zorglijnen samenwerken.

Overlevers en erkenning

Slachtoffers van geweld in de jeugdzorg zijn ook overlevers. Velen hebben ondanks de ellende in hun kindertijd toch een goed leven weten op te bouwen. Niet alle slachtoffers hebben (jouw) hulp nodig. Slachtoffers willen wel erkenning voor wat er gebeurd is. Als hulpverlener is het belangrijk om op het volgende te letten:

  • Niet elk slachtoffer is kwetsbaar. 
  • Niet alle slachtoffers willen hulp. De meesten willen wel erkenning. 

Een deel van de slachtoffers zei dat ze het geweld zelf verwerkt hebben. Met ‘schrammen en butsen’ leven zij hun leven. Met de mensen die belangrijk voor hen zijn. 

Sommige slachtoffers hebben wel hulp nodig. Iemand kan voor het eerst hulp zoeken, of dat al vaker gedaan hebben. Professionele hulp, hulp van de eigen omgeving of van lotgenoten. Er kunnen verschillende redenen zijn dat iemand op latere leeftijd alsnog hulp zoekt. Misschien omdat het rapport van commissie De Winter herinneringen oproept. Of omdat diegene er nu pas over durft te praten. Of omdat ze de hulp eerst niet nodig hadden, maar nu klachten hebben. 

‘Toen ik negen was kreeg ik dus dat gezin, een echt pleeggezin. En daar heb ik het denk ik een jaartje volgehouden en dan ging het ook weer mis, want ik kon dat gewoon niet. Ook gewoon heel kwaad en gooien met spullen en alles wat ik in dat gezinstehuis ook deed. Ik kon me niet hechten aan die mensen, en me gewoon op mijn gemak voelen. Ik zette me altijd heel erg af tegen zulke mensen. En ergens doe ik dat nu nog wel een beetje, in mijn privéomstandigheden. Kijk ik word dit jaar 29. […] het zit er nog wel in. Kijk, het is je van jongs af aan aangeleerd, hè, zo, dus ja, het is wel een dingetje wat je de rest van je leven bij je houdt.’

Slachtoffers geven aan geen medelijden te willen. Sommigen hebben heftige dingen meegemaakt, maar zij zijn niet zielig. Dit geldt voor zowel de slachtoffers die hulp nodig hebben, als de slachtoffers die geen hulp nodig hebben. 

Veel slachtoffers vertelden wel erkenning en gerechtigheid te willen. Ze willen dat de overheid verantwoordelijkheid neemt voor wat er gebeurd is. Zij willen dat mensen weten wat zij als kind hebben meegemaakt. En wat de gevolgen van het geweld kunnen zijn. Ze willen dat er geluisterd wordt, en dat zij serieus worden genomen. Naast erkenning zoeken ze soms ook troost. 

Slachtoffers willen ook voorkómen dat geweld in de jeugdzorg gebeurt. Dat was de belangrijkste reden om hun verhaal te doen. Ze willen niet dat andere uit huis geplaatste kinderen dit meemaken.

Vaak denk ik nu; hoe is het toch mogelijk dat niemand ingreep. De school niet, de huisarts niet, zelfs de buren niet, helemaal niemand die ook maar iets wilde horen of zien. (Fragment uit ‘Mijn Verborgen Verleden’ van Roos Haase.)

Lees het volgende hoofdstuk:

Scroll naar boven