. . . Professionals Kennisdossier Geweld in Jeugdzorg Module 5.2 kennisdossier

Hoe kun je helpen?

Een gesprek tussen een hulpverlener en slachtoffer kan gaan over wat er gebeurd is. Soms heeft het slachtoffer niet meer nodig. Dan blijft het daarbij.

Soms geeft een slachtoffer aan (meer) hulp nodig te hebben. Of die persoon weet niet zeker of hij of zij hulp nodig heeft. Dan komt er ruimte voor deze onderwerpen: welke last mensen hebben van wat er is gebeurd en welke hulp ze daarbij willen.

Hiervoor hoef je geen ingewikkelde gesprekken te voeren. Je kan de 4 vragen van Jim van Os gebruiken. Jim van Os is hoogleraar Psychiatrie aan de Universiteit van Utrecht. De vragen kunnen helpen om op een rijtje te krijgen wat er is gebeurd en wat het slachtoffer nodig heeft. Sommige slachtoffers vinden het lastig om deze vragen te beantwoorden. Soms heeft iemand veel last van klachten. Dan is het moeilijk om na te denken over waarom je bepaalde dingen denkt of doet (reflectie). Als hulpverlener kun je er dan voor kiezen om de vragen later (nog een keer) te stellen.

Een gesprek met een hulpverlener gaat al snel over de klachten die iemand heeft. Die klachten kunnen komen door iets wat recent gebeurd is. Of door iets wat lang geleden gebeurd is. Of iemand weet niet wat de oorzaak van de klachten is. Iemand kan de klachten pas net hebben, of er al lang mee rondlopen. In alle gevallen kunnen de klachten te maken hebben met geweld in de kindertijd.

Daarom is het van belang om dóór te vragen. Hoe was je kindertijd? Hoe lang geleden is dit gebeurd? Wie deed je dit aan? Hoe heb je daarop gereageerd? Wat heeft dit voor je betekend?

Let op:  laat de regie over wat de ander wil vertellen bij hem of haar.

Met deze vraag gaan we dieper in op eigenschappen van het slachtoffer. Welke eigenschappen kunnen het slachtoffer helpen herstellen en de klachten verminderen (krachten)? En wat zijn de eigenschappen die dit herstel kunnen tegenhouden of vertragen (kwetsbaarheden)? Deze eigenschappen kunnen aangeboren zijn, of het gevolg zijn van het geweld dat hij of zij mee heeft gemaakt. 

Een kwetsbaarheid is bijvoorbeeld: angst, somberheid of moeite hebben anderen te vertrouwen. Deze kwetsbaarheden kunnen herstel in de weg staan. Een kracht is bijvoorbeeld: optimisme, geen vooroordelen hebben of graag anderen willen helpen. Deze krachten kunnen helpen bij herstel en vermindering van de klachten.

Iedereen heeft andere kwetsbaarheden en krachten. Maak daarom een lijst van deze kwetsbaarheden en krachten samen met het slachtoffer. Zo wordt duidelijk welke krachten hij of zij kan versterken en welke kwetsbaarheden hij of zij kan verminderen.    

Aanvullende vragen: Hoe heb je tot nu toe overleefd? Hoe ga je om met je klachten? Hoe heb je het volgehouden en wat heeft je daarbij geholpen? Wat zijn de problemen die je ervaart?

Bij deze vraag gaat het erom hoe herstel eruit ziet voor het slachtoffer. De nadruk ligt niet op de klachten die diegene nu heeft. Hoe ziet een leven met geen of minder klachten er voor jou uit? Deze vraag is ook belangrijk als de persoon nog veel klachten heeft. De hulpverlener kijkt samen met het slachtoffer naar de situatie nu, en hoe het slachtoffer verder kan komen. 

Aanvullende vragen: Wat wil je bereiken? Wil je kunnen omgaan met je klachten, steun krijgen, behandeling, of erkenning? Wil je goede relaties kunnen onderhouden, kunnen werken of een opleiding afmaken? Of een zinvol leven kunnen leiden? En hoe ziet dat eruit voor jou? Wanneer voel je je geholpen?

Wat is ervoor nodig om herstel (of vermindering van klachten) te bereiken? Uit de antwoorden op de vragen kunnen verschillende behoeften naar voren komen. Bijvoorbeeld behandeling van psychische klachten. Maar iemand kan ook hulp willen bij problemen die zijn ontstaan door de psychische klachten, zoals schulden, huisvestingsproblemen of sociaal isolement. Als het slachtoffer aangeeft behoefte te hebben aan behandeling, kun je de behandeling starten. 

Aanvullende vragen: Wat zijn je behoeften en op welk vlak? Welke hulp wil je daarbij en van wie? Op welke manier wil je geholpen worden?

Samen keuzes maken

Als het slachtoffer hulp wil, moeten hulpverlener en slachtoffer samen bepalen welke hulp dat wordt. Dit noemen we ook wel ‘shared decision making’. Ook naasten kunnen invloed hebben op de keuze. Naasten kunnen vertellen over hoe zij omgaan met de persoon of welke klachten zij zien bij het slachtoffer. En hoe het met henzelf gaat.

Iedereen is expert

Het idee achter ‘shared decision making’ is dat iedereen expert is op het eigen gebied. Al deze kennis is nodig om de hulp te kiezen die bij het slachtoffer past. 

Slachtoffers hebben kennis uit de ervaringen met geweld. Zij weten ook het best welke klachten ze hebben. En hoe een behandeling zou passen in hun leven. Zij kunnen vertellen wat ze willen en wat ze nodig hebben. Hulpverleners weten veel van psychische problemen en behandelingen. Ook weten zij veel over hoe de Nederlandse Gezondheidszorg in elkaar zit (zie box hieronder). De hulpverlener kan helpen om de juiste keuze te maken. Dit gaat over een diagnose stellen, de plek van de behandeling en het opstellen van een individueel zorgplan. Er moet genoeg tijd zijn om informatie te verwerken en er over na te denken. 

Samen keuzes maken is niet bedoeld om de zelfstandigheid van mensen af te nemen. Het vergroot juist de zelfstandigheid zodra dat kan. Dat vraagt voortdurend passen en meten, luisteren en doorvragen. Wees helder over wat je kunt bieden en wat iemand van je kan verwachten, zeker bij mensen die al heel vaak zijn teleurgesteld in de hulpverlening. 

Hieronder vind je een aantal tools die je kunnen helpen bij samen keuzes maken:

Samenwerken met andere hulpverleners

Zorg geven aan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg is soms moeilijk. Die conclusie staat in het rapport van commissie De Winter. Dat komt omdat slachtoffers vaak problemen hebben op meerdere gebieden. Psychische problemen, lichamelijke problemen, sociale problemen en financiële problemen. 

Het kan betekenen dat er naast medische hulp ook maatschappelijke en materiële ondersteuning nodig is. Het is daarom belangrijk dat de hulpverleners van deze slachtoffers in de verschillende zorglijnen samenwerken. Dit is voor veel organisaties een andere manier van werken (zie de box hieronder). Het betekent ook dat er soms met meer dan één diagnose gewerkt wordt en dat kan gevolgen hebben voor de financiering. Tot slot is vaak ondersteuning vanuit verschillende groepen nodig: naasten, lotgenoten en zorgprofessionals.

De Nederlandse gezondheidszorg bestaat uit vier zorglijnen. 

  • De nuldelijnszorg is zorg zonder dat er een hulpvraag is. Dit is vaak preventieve zorg. GGD-en bieden bijvoorbeeld nuldelijnszorg. Er zijn mensen die door geweld in de jeugdzorg wel problemen hebben maar die daarvoor geen professionele behandeling nodig hebben.  Zij kunnen goed terecht bij familie, vrienden en lotgenoten. Ook zelfhulpgroepen vallen onder de nuldelijnszorg.  
  • De eerstelijnszorg* is er voor lichte problemen of problemen die met een korte behandeling zijn opgelost. Hier is geen verwijzing voor nodig: iedereen kan zelf een afspraak maken. Het gaat bijvoorbeeld over de huisarts, maatschappelijk werker,  fysiotherapeut en de tandarts. Soms valt een psycholoog hier ook onder. Als de zorg in de eerstelijn niet genoeg is, verwijzen zorgverleners door naar de tweedelijn.
  • Voor de tweedelijnszorg* is een verwijzing nodig van de eerste lijn. In de tweede lijn werken bijvoorbeeld GZ-psychologen, gespecialiseerde jeugdzorgwerkers en psychiaters, vrijgevestigd of in GGZ instellingen. Dit noem je gespecialiseerde GGZ.
  • Voor mensen met complexe, weinig voorkomende of heel ernstige stoornissen is er  topklinische zorg. Dit is de derdelijnszorg die iemand alleen kan krijgen via verwijzing uit de eerste- en de tweedelijnszorg. Deze gespecialiseerde zorg wordt niet op veel plekken gegeven. Voor deze zorg moet iemand soms buiten zijn regio behandeld worden.

* Vanaf januari 2015 wordt er niet meer gesproken over eerstelijns en tweedelijns psychologische zorg, maar over generalistische basis GGZ (bGGZ) en gespecialiseerde GGZ (sGGZ). Meer informatie over bGGZ en sGGZ lees je bij ‘Professionele hulp bij trauma’

Welke behandelingen bestaan er? Bekijk hiervoor de pagina ‘Professionele hulp bij trauma’ of kijk op de kaart.

Niet alle slachtoffers hebben hulp nodig. Velen hebben ondanks alle ellende een goed leven weten op te bouwen. De meesten willen wel erkenning voor wat er met hen gebeurd is. 

Een slachtoffer helpen begint met een gesprek. In deze module staan een aantal dingen die je moet weten voordat je een gesprek aangaat. Veel slachtoffers maar ook hulpverleners vinden het moeilijk om over geweld te praten. Ook worden klachten niet altijd gelinkt aan geweld in de kindertijd. Veel slachtoffers hebben slechte ervaringen met eerdere hulp(verleners). Slachtoffers kunnen een laag zelfbeeld of gevoel van eigenwaarde hebben. Het is goed om te weten dat sommige slachtoffers heftig kunnen reageren op bepaalde dingen die je doet of zegt. Zij kunnen zich soms uiten in uitersten. Bijvoorbeeld heel boos worden, of juist nauwelijks emotie laten zien.

Tijdens het gesprek is het van belang om een aantal dingen te doen. Erken zo vroeg mogelijk dat iemand onrecht is aangedaan. Luister aandachtig, zorg dat jullie niet gestoord kunnen worden en veroordeel niet. Stel je gelijkwaardig op, van ‘mens tot mens’. Probeer iemand echt te begrijpen. Stel hiervoor aanvullende vragen als dat nodig is. Vraag niet meteen naar gevoelens, dit kan (teveel) emoties oproepen. Sta open voor kritiek. Benoem je eigen gevoel als daar ruimte voor is. Schrijf mee met het gesprek zodat je een samenvatting kan geven in de bewoording van het slachtoffer, en zodat je niks vergeet. 

Als een slachtoffer hulp wil, kun je een aantal vragen stellen om te kijken welke hulp het beste bij iemand past. Hiervoor kun je de vier vragen van Van Os gebruiken. Je kunt daarna samen met het slachtoffer een keuze maken voor een eventueel behandeltraject. Het kan betekenen dat er naast psychische hulp ook maatschappelijke of materiële ondersteuning nodig is. Het is daarom belangrijk dat verschillende zorglijnen hierbij samenwerken.

Scroll naar boven