. . . Professionals Kennisdossier Geweld in Jeugdzorg Module 1.4 kennisdossier

Module 1

Wat is er gebeurd?

Geweld in de LVB-jeugdsector

De (residentiële) LVB-jeugdsector bestaat uit Orthopedagogische Behandelcentra (OBC’s) en voorgangers daarvan. Zij bieden zorg en ondersteuning aan kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit ging om kinderen en jongeren met een IQ lager dan 70. Tussen 1959 en 1973 ging het om kinderen en jongeren met een IQ lager dan 85. Vaak waren deze kinderen ook beperkt in sociale vaardigheden. Zij konden zich ook moeilijk aanpassen. 

Orthopedagogische behandelcentrum De Michaelshoeve in en bij Landhuis Quazenbosch (SZU002021758/2065 Fotocollectie Brummen/Archief Zutphen)

Veel OBC’s zijn ontstaan als onderdeel van een grotere instelling. Tot in de jaren 50 werd de zorg voor kinderen en jongeren met een LVB verzorgd door religieuze organisaties. Nonnen en broeders werkten daar als groepsleiders.

De meeste slachtoffers hebben meer dan één vorm van geweld meegemaakt in de LVB-jeugdsector. In de meldingen bleken vooral mannelijke medewerkers (fraters, broeders) plegers te zijn van geweld, maar er waren ook enkele vrouwelijke plegers van geweld. Soms werd het geweld gepleegd door medebewoners.

Alle deelnemers aan het onderzoek die in de LVB-jeugdsector hebben gezeten, noemen fysiek geweld. Fysiek geweld tussen de kinderen onderling en naar de medewerkers werd het meest genoemd:

  • Slaan, schoppen, duwen, bijten, aan de haren trekken.
  • Met spullen of meubilair gooien of spullen kapot maken.
  • Dreigen met een vuurwapen of mes.

Dit kwam wekelijks tot dagelijks voor duurde vaak lang. De medewerkers reageerden op het geweld door de kinderen te fixeren. Dat betekent dat de kinderen zich niet kunnen bewegen. De kinderen werden vastgehouden of naar een isoleercel gebracht. Maar de medewerkers gebruikten ook (ernstig) fysiek geweld:

  • Slaan, schoppen, duwen, aan de haren trekken. 
  • Brandwonden geven, blootstellen aan extreme kou, wurgen en verstikken door de kinderen en jongeren te verhangen.

‘We werden geslagen als we niet luisterden en moesten de hele nacht op de gang staan. Zonder eten werden we naar bed gestuurd en familie mochten we één keer in de 2/3 maanden zien, maar we mochten ze niet alleen spreken.’

Daarnaast kregen pupillen te weinig of slecht te eten, mochten ze weinig douchen en was er geen goede medische zorg.

De slachtoffers hebben de volgende vormen van psychisch geweld genoemd:

  • Pesten en vernederen, bang gemaakt en bedreigd worden.
  • Gedwongen worden om dingen te doen, gedwongen anticonceptie, gedwongen getuige zijn van (seksueel) geweld of verwaarlozing bij andere kinderen.
  • Geen privacy hebben.
  • Indoctrineren.
  • Isoleren en opsluiten.

De slachtoffers noemen ook psychische (of affectieve) verwaarlozing:

  • Geen liefde of aandacht krijgen.
  • Geen onderwijs of kansen om zich te ontwikkelen krijgen.
  • Geen tot weinig contact met familie.

    Ook psychisch geweld tussen de kinderen en naar de medewerkers werd veel genoemd. Het ging om dreigen, schelden, schreeuwen en pesten. Dit kwam wekelijks tot dagelijks voor.

Seksueel geweld werd ook gemeld door slachtoffers die in de LVB-jeugdsector zaten. Vooral in de jaren 40, 50 en 60 was er seksueel geweld door medewerkers. Hierbij werden de kinderen onnodig aangeraakt of moesten zij zich uitkleden. Ook werden er inwendige en uitwendige onderzoeken gedaan die niet nodig waren. Aanranding en verkrachting kwam ook voor.

Seksueel geweld gebeurde vaak op plekken waar weinig andere kinderen of medewerkers waren. Bijvoorbeeld in de slaapkamer van een kind of medewerker. Maar soms ook in de slaapzalen:

‘Als we ’s avonds naar bed toe gingen, lagen wij altijd op grote zalen. Dus ja, die mensen die het woord van Hem moesten verkondigen hadden vrij spel om bij jou wat uit te halen. En, dan ’s avonds, als wij het gebed hadden gedaan, dan kreeg je op je hoofd een kruisje, en met die andere hand zaten ze bij je… bij je geslachtsdeel.’

In latere periode wordt ook seksueel geweld door andere kinderen en jongeren genoemd. Het ging dan meestal om ongewenst aangeraakt worden, maar soms ook om verkrachting.

Kinderen kunnen uit huis geplaatst worden als het thuis niet veilig was. In sommige gevallen kwamen deze kinderen terecht in een situatie die nóg onveiliger was.

Commissie De Winter heeft onderzoek gedaan naar geweld in de jeugdzorg tussen 1945 en 2019. Het ging om fysiek, psychisch en seksueel geweld. De onderzoekers hebben deze informatie uit verschillende bronnen gehaald, waaronder een meldpunt en bevolkingsonderzoek. 

Op alle plekken en in alle periodes is geweld gemeld door slachtoffers. De meeste meldingen van geweld gingen over de residentiële jeugdzorg, de pleegzorg, de jji’s en de kinder- en jeugdpsychiatrie. Het grootste deel van de meldingen gaat over geweld in de jaren 60 en 70. Meestal zijn het geen incidenten, maar was het geweld ernstig en langdurig. Psychisch geweld wordt het meest genoemd.

Welk geweld de slachtoffers meldden verschilde tussen vormen van jeugdzorg. Vaak werd ook de uithuisplaatsing zelf als geweld ervaren. Dit kwam omdat de kinderen vaak plotseling, zonder reden, werden weggehaald.

Scroll naar boven