. . . Professionals Kennisdossier Geweld in Jeugdzorg Module 1.6 kennisdossier

Module 1

Wat is er gebeurd?

Geweld in de kinder- en jeugdpsychiatrie

Deze sector is voor kinderen en jongeren met ernstige psychische problemen of gedragsproblemen. Gesloten inrichtingen zijn vooral bedoeld voor kinderen met gevaarlijk of agressief gedrag. Soms komen ze hiermee in de problemen (criminaliteit, loverboys). Dit onderscheid kan moeilijk zijn. Dan komt een kind dat bij de KJP geplaatst had moeten worden bij een jji terecht, of andersom. 

De kinder- en jeugdpsychiatrie (KJP) verschilt van de andere vormen van jeugdzorg. Bij de KJP krijgt een kind een speciale (therapeutische) behandeling voor de psychische of gedragsproblemen. Door dit verschil moet de KJP zich aan andere regels houden.

De sector is relatief klein. Tussen 1945 en 2019 zaten ongeveer 10.000 kinderen en jongeren dag en nacht bij de KJP. Vóór 1965 werden kinderen soms langer dan 4 jaar opgenomen. Later werd de duur van de opname steeds korter. Tussen 1985 en 2005 was dat maximaal 1 jaar.

De kinderen en jongeren wonen vaak in groepen die ingedeeld zijn op schoolleeftijd: kleuterschool (van 0-4 jaar), basisschool (van 6-12 jaar) en middelbare school (van 12-18 jaar). In de loop van de tijd werden de groepen steeds kleiner. De kinderen krijgen therapie alleen, of samen met anderen. Ze delen het dagelijks leven met elkaar. Ze eten samen of delen een kamer. Ook is er vaak een huiskamer waar de hele groep TV keek. 

Alle vormen van geweld kwamen voor in de KJP. Het geweld werd gepleegd door jongeren en medewerkers. Alle vormen van geweld zijn vaker door jongeren onderling gepleegd dan door medewerkers.

Fysiek geweld door medewerkers kwam regelmatig voor in de KJP. Vormen die genoemd zijn door de deelnemers aan het onderzoek:

  • hard vastpakken, duwen of geslagen worden (met een rietje);
  • onder de koude douche gezet worden;
  • isolatie en vastgehouden worden, door meerdere medewerkers tegen de grond geduwd worden;
  • gedwongen uitkleden vanwege het risico op zelfmoord. In de KJP kregen de kinderen soms zogenaamde ‘scheurkleding’ aan. Dit was een heel stevig nachthemd. Een kind kon dit niet in repen scheuren om zichzelf ermee te verhangen.

‘Je mocht niet schreeuwen, dat mag niet. Dus als je schreeuwt, dan pakten ze je hand en dan douwde ze die zo in je mond. Vandaar is dit helemaal kapot. Dit [gedeelte tussen duim en wijsvinger] heb ik helemaal kapot gebeten. Er zit geen gevoel meer in. Dus twee broeders douwden zo je hand in je mond. Dan wilde je op de muur slaan en dan pakten ze je vuist en dan begonnen ze je daarmee op je hoofd te slaan. Dat gebeurde zeker drie keer op een dag. Als twee broeders je klauw pakten en dat in je mond duwde, dan ben je zo kwaad en dan wilde je schreeuwen en ging je harder bijten. En op een gegeven moment was je bang dat ze het gingen doen en dan ging je jezelf straffen en jezelf alvast slaan zodat een ander dat niet hoefde te doen.’

Vaak ging het er zo hard aan toe, dat de kinderen en jongeren blauwe plekken en schrammen hadden. Het fysieke geweld kwam van medewerkers maar ook andere kinderen en jongeren. Fysiek geweld kwam in de hele onderzochte periode voor, maar leek steeds minder te worden.

Psychisch geweld werd het vaakst genoemd door de slachtoffers. Vormen die genoemd zijn:

  • angst voelen, voor pijn en verwonding maar ook voor vernedering;
  • uitschelden, kleineren, pesten, uitlachen;
  • dreigen dat de kinderen hun ouders niet mogen zien of dreigen met isolatie. Medewerkers dreigden ook vaak een juridische procedure te beginnen, waardoor het kind gedwongen in het KJP moest blijven. Dit machtsmisbruik wordt regelmatig genoemd;
  • gedwongen worden zich uit te kleden of douchen, gedwongen worden met iemand anders op de kamer te slapen of in overvolle slaapzalen;
  • gedwongen behandeld worden, gedwongen medicatie nemen. Soms kregen de kinderen geen of de verkeerde medicatie; 
  • getuige zijn van geweld van medewerkers tegen kinderen, of tussen kinderen onderling;
  • kinderen en jongeren mochten soms geen bezoek krijgen, of kregen hun zakgeld of post niet.

‘Hoe verschrikkelijk en traumatiserend het voor mij is geweest. Over hoe een groepsleider tegen mij zei dat ze een hekel aan mij had en liever van me af was. […] hoe dezelfde groepsleider tegen een ander zei dat ze heel dik was en moest afvallen, terwijl ze daar met een eetstoornis zat. Hoe ze me met 3 groepsleiders aan armen en benen uit mijn kamer sleurde terwijl ik heel bang en verdrietig was en mijn kamer niet uit durfde, maar dus moest.’

Ook psychische (of affectieve) verwaarlozing werd genoemd. De kinderen hadden het gevoel dat de medewerkers hen niet steunden, beschermden of zelfs maar naar hen omkeken. 

Seksueel geweld werd in alle periodes genoemd. Dit gebeurde meestal  stiekem. Zowel medewerkers als de kinderen en jongeren waren plegers.

‘Nee, tuurlijk sprak je er niet over, je was een bang jongetje. Dat ga je niet zeggen. Het seksueel misbruik in de instelling door oude jongens, dat je dingen moet doen, dat vertel je niet. Of het de schaamte was, dat weet ik niet. Maar je bent bang, je doet het niet. En de leiding was ook niet veilig. Met mijn kamergenoot praatte ik daar ook niet echt over. Je wist het wel van elkaar, maar het was meer van: mondje houden. Op zo’n internaat zeggen ze natuurlijk van alles is goed tegen je ouders, want je deelt je emoties niet, je praat er niet  over. Ik heb later wel eens tegen m’n moeder gezegd: weet je wel wat daar in die eerste instelling is gebeurd. Toen zei zij van ‘had dat dan gezegd’. Maar ja, als ik het had gezegd, dan had ze er niets aan gedaan.’ 

Slachtoffers hebben het seksuele geweld door medewerkers maar heel af en toe gemeld. Deze meldingen hadden in de praktijk bijna geen gevolgen voor de plegers. Soms werd de pleger overgeplaatst naar een andere afdeling of instelling. Dit veranderde in de jaren 90 na de zaak ‘Finkensieper’. 

De psychiater Theo Finkensieper werd in 1991 veroordeeld voor seksueel misbruik na klachten van meerdere meisjes. Hij was directeur van de KJP instelling ‘De Lingewal’ in Zetten. In deze gesloten instelling verbleven jonge meisjes met psychische problemen, een verslaving of ervaring met prostitutie. Het opvallende aan deze zaak was, dat deze klachten al in 1974 gepubliceerd waren in een rapport over de Heldringstichtingen (waar ‘De Lingewal’ onder viel).

Seksueel geweld of grensoverschrijdend gedrag tussen de kinderen of jongeren onderling werd vaak afgedaan als ‘onschuldig pubergedrag’. Verkrachting door een medewerker werd een aantal keer genoemd. Ook seksueel getinte opmerkingen en seksueel contact tijdens en na de behandeling werden genoemd.

Kinderen kunnen uit huis geplaatst worden als het thuis niet veilig was. In sommige gevallen kwamen deze kinderen terecht in een situatie die nóg onveiliger was.

Commissie De Winter heeft onderzoek gedaan naar geweld in de jeugdzorg tussen 1945 en 2019. Het ging om fysiek, psychisch en seksueel geweld. De onderzoekers hebben deze informatie uit verschillende bronnen gehaald, waaronder een meldpunt en bevolkingsonderzoek. 

Op alle plekken en in alle periodes is geweld gemeld door slachtoffers. De meeste meldingen van geweld gingen over de residentiële jeugdzorg, de pleegzorg, de jji’s en de kinder- en jeugdpsychiatrie. Het grootste deel van de meldingen gaat over geweld in de jaren 60 en 70. Meestal zijn het geen incidenten, maar was het geweld ernstig en langdurig. Psychisch geweld wordt het meest genoemd.

Welk geweld de slachtoffers meldden verschilde tussen vormen van jeugdzorg. Vaak werd ook de uithuisplaatsing zelf als geweld ervaren. Dit kwam omdat de kinderen vaak plotseling, zonder reden, werden weggehaald.

Scroll naar boven