. . . Professionals Kennisdossier Geweld in Jeugdzorg Module 1.5 kennisdossier

Module 1

Wat is er gebeurd?

Geweld in doven- en blindeninternaten

De sector ‘doven en blinden’ wordt vaak als één type instelling genoemd. De instelling voor mensen met een beperking van de zintuigen. In de praktijk was er een scheiding. Er waren doveninternaten, en internaten voor blinden en slechtzienden.

Dove en blinde kinderen konden door hun beperking niet meedoen in het normale onderwijs. Vóór 1947 was er geen leerplicht voor deze kinderen. Na de invoering van de leerplicht voor deze kinderen, kwamen er plekken waar speciaal onderwijs kon worden gegeven. 

Blindeninstituut in Bussum (Historische kring Bussum – Archief)

Dove en blinde kinderen die uit huis waren geplaatst kwamen in zo’n internaat terecht. Soms werden zij bij een gezin in de buurt van een internaat geplaatst, zodat zij daar onderwijs konden volgen. 

Alle vormen van geweld kwamen op doven- en blindeninternaten veel voor. Vaak waren het meerdere vormen tegelijk.

In beide soorten internaten kwam fysiek geweld veel voor: 

  • slaan (met een liniaal), schoppen, stompen, knijpen en stevig vastpakken;
  • opsluiting en isolatie. Opgesloten worden in een klein kamertje, naar bed gestuurd worden, of gedwongen worden op de wc te blijven zitten. Ook in de hoek staan was voor een doof kind isolatie. Het kind kon dan niet zien (en horen) wat er achter hem of haar gebeurde; 
  • gedwongen worden te eten, of juist geen eten krijgen; 
  • ook werden kinderen soms onder een koude douche gezet of moesten ze lang staan. 

‘Ik had zelf veel problemen met bedplassen, met het in de broek doen zal ik maar zeggen. Dus ik werd elke morgen uit bed gehaald om kwart over zes en dat ging er erg hard aan toe. Toen werd er wel geslagen. Dus dan werd je mee gesleept naar de badkamer en daar kreeg je dan slaag.’

Medewerkers konden geweld plegen als er onderling gebarentaal gebruikt werd, en als een kind niet oplette tijdens de kerkdienst. Of als een kind opdrachten niet deed, moeite had met eten, of in broek of bed plaste. 

De medewerkers konden fysiek geweld gebruiken tegen gedrag dat door de beperking van het kind kwam. Een voorbeeld hiervan is ‘blindisme.’ Blinde kinderen kunnen repetitief gedrag laten zien, zoals heen en weer wiegen, hoofdschudden of in de ogen wrijven. Dit gedrag heeft geen doel, maar kan het kind soms helpen ontspannen of geruststellen. Om te voorkomen dat de blinde kinderen in hun ogen konden wrijven, werden soms metalen punten op tafel gezet. Hierdoor kon het kind niet meer met de ellebogen op tafel rusten.

Doveninternaten
Kinderen gingen vaak naar een doveninternaat als ze heel jong waren, tussen 3 en 6 jaar. Doordat ze zo jong en doof waren, kon de kinderen vaak niet uitgelegd worden wat er met hen gebeurde. Ze wisten niet of ze hun ouders ooit nog terug zouden zien. Veel slachtoffers vonden dit heel traumatisch. 

De kinderen werden gedwongen om te leren praten en liplezen, in plaats van gebarentaal te leren. Dit werd met strenge regels en strenge straffen aangeleerd. 

‘Daarnaast had je ook nog een kastje om je nek, dat was voor het geluid. En als die niet goed zat, dan kreeg je een tik. Of je kreeg een pak voor je broek.’

Soms werd de beperking van de kinderen tegen hen gebruikt. Onder het motto ‘Je kunt niet zien/horen maar wel voelen’ werd fysiek geweld heel onverwacht gepleegd. De klappen die ze kregen waren ook een vorm van psychisch geweld, omdat ze het niet konden zien (of horen) aankomen. De onvoorspelbaarheid zorgde voor een erg onveilig gevoel bij de kinderen. 

‘Een doof iemand wordt in de hoek gezet zodat hij niet kan zien (en horen) wat er achter hem gebeurt en krijgt dan ineens een klap op het achterhoofd’.

Bij psychisch geweld door de medewerkers werd ook genoemd:

  • Kinderen die in hun broek plasten werden ‘tentoongesteld’ en uitgelachen.
  • Kinderen werden gedwongen te eten of gedwongen hun braaksel op te eten.
  • Kinderen moesten getuige zijn van geweld tegen andere kinderen. Dat kon zeer ernstig geweld zijn.
  • Ook werden ze gepest met hun beperking.

Er was ook psychisch geweld in doveninternaten tussen de kinderen onderling:

  • Pesten, kleineren, roddelen.
  • Domineren en uitsluiten, samen met fysiek geweld of dreiging daarmee. Dit werd vaak gebruikt door een dominant kind, om zijn of haar plek in de groep te versterken.

Internaten voor blinden en slechtzienden
Slachtoffers die in een blindeninternaat zaten noemden de volgende vormen van psychisch geweld door medewerkers:

  • Oneerlijke regels en harde straffen voor het overtreden van die regels.
  • Niet weten of je goede (medische) zorg krijgt.
  • Dreigen, pesten, vernederen, kleineren.
  • De beperking van de kinderen tegen hen gebruiken. De blinde kinderen vonden het bijvoorbeeld erg eng als de medewerkers net deden alsof ze de slaapzaal verlieten. De medewerkers bleven dan eigenlijk in de slaapzaal om te zien wat er gebeurde.
  • De kinderen misten hun ouders en familie. Zij mochten geen contact hebben, ook niet met andere kinderen. 
  • Het was verboden om ‘s nachts uit bed te gaan. Als dit wel gebeurde, moest het kind gedwongen de hele zondag in bed blijven.

Doveninternaten
Seksueel geweld kwam voor op doveninternaten, in het onderwijs en in de gastgezinnen. Zowel jongens als meisjes waren het slachtoffer. Vormen die genoemd zijn:

  • Het seksueel binnendringen van het lichaam. 
  • Aanraken van borsten, billen en/of geslachtsorganen. 
  • Gedwongen worden seksuele handelingen bij de pleger te doen, of deze handelingen bij zichzelf te laten gebeuren. 
  • Gedwongen zich naakt te laten zien.

De plegers van seksueel geweld die genoemd werden, waren allemaal volwassenen (medewerkers van het internaat en leraren). Later neemt seksueel geweld door medewerkers af en seksueel geweld tussen kinderen onderling toe.

Internaten voor blinden en slechtzienden
Vormen van seksueel geweld die genoemd zijn:

  • Aanranding.
  • Aanraking.
  • Gedwongen worden seksuele handelingen te laten gebeuren. 
  • Getuige zijn van seksueel geweld tegen andere kinderen.

‘Een juf heeft mij gewoon gebruikt voor een soort biologieles. Zo noemde zij dat. En ze liet dan jongens aan mij zitten. En later mochten ze dingen met mij proberen, zeg maar, die jongens.’

Er zijn momenten geweest waar kinderen door meerdere medewerkers (broeders) zijn aangerand en verkracht. Dit kon meerdere keren zijn in korte tijd, zoals binnen een week. Soms maakten de medewerkers misbruik van het feit dat de kinderen niet konden zien. Hierdoor was aanraken namelijk soms nodig, maar meestal niet.

Een enkele keer ging het om seksueel geweld tussen een kind en jongere.

Kinderen kunnen uit huis geplaatst worden als het thuis niet veilig was. In sommige gevallen kwamen deze kinderen terecht in een situatie die nóg onveiliger was.

Commissie De Winter heeft onderzoek gedaan naar geweld in de jeugdzorg tussen 1945 en 2019. Het ging om fysiek, psychisch en seksueel geweld. De onderzoekers hebben deze informatie uit verschillende bronnen gehaald, waaronder een meldpunt en bevolkingsonderzoek. 

Op alle plekken en in alle periodes is geweld gemeld door slachtoffers. De meeste meldingen van geweld gingen over de residentiële jeugdzorg, de pleegzorg, de jji’s en de kinder- en jeugdpsychiatrie. Het grootste deel van de meldingen gaat over geweld in de jaren 60 en 70. Meestal zijn het geen incidenten, maar was het geweld ernstig en langdurig. Psychisch geweld wordt het meest genoemd.

Welk geweld de slachtoffers meldden verschilde tussen vormen van jeugdzorg. Vaak werd ook de uithuisplaatsing zelf als geweld ervaren. Dit kwam omdat de kinderen vaak plotseling, zonder reden, werden weggehaald.

Scroll naar boven